22 - 03 - 2018
Ga je je aangifte IB 2017 doen? Lees eerst onze 10 aandachtspunten (Deel 2)

De aangifteperiode IB voor belastingjaar 2017 is weer begonnen. In 2 handreikingen zetten we de 10 belangrijkste aandachtspunten onder elkaar. Vorige week plaatsten we Deel 1. In dit 2e deel bespreken we de volgende 5 onderwerpen:

  1. Inkomsten uit overig werk
  2. Financieringskosten eigen woning
  3. Ziektewetuitkering
  4. Deel van het jaar fiscaal partnerschap
  5. Overlijden en box 3

1.    Inkomsten uit overig werk

Voor de inkomstenbelasting bestaat een aantal bronnen van inkomsten waaronder ook resultaat uit overige werkzaamheden ofwel inkomsten uit overig werk. In de praktijk gebeurt het wel eens dat de belastingplichtige inkomsten uit overig werk niet aangeeft. Welke inkomsten vallen hier zoal onder?

Inkomsten uit persoonsgebonden budget (PGB)
lHeb je zorg en/of begeleiding verleent aan bijvoorbeeld een familielid, dan kan het zijn dat hij hiervoor een vergoeding ontvangt uit een persoonsgebonden budget. Wanneer over deze inkomsten geen loonheffing is ingehouden, geef je dit aan bij deze rubriek. Het verschil tussen de ontvangen vergoeding en de gemaakte kosten wordt belast bij degene die de vergoeding heeft ontvangen. De gemaakte kosten moeten op jou drukken en in causaal verband staan met de werkzaamheden.

Krantenbezorgers
In de praktijk komt het vaak voor dat de belastingplichtige de inkomsten van het bezorgen van kranten/tijdschriften etc. niet aangeeft, omdat hij deze inkomsten als bijverdiensten ziet. Wanneer geen sprake is van een dienstbetrekking, geef je dit inkomen aan bij deze rubriek.

Geneesmiddelenonderzoek
Een vergoeding voor het deelnemen aan een onderzoek naar geneesmiddelen, geef je ook aan bij deze rubriek. Dit inkomen kwalificeert namelijk niet als loon of winst uit een onderneming.

2.    Financieringskosten eigen woning

Financieringskosten voor een eigen woning zijn eenmalig aftrekbaar, op voorwaarde dat deze zijn gemaakt voor het verkrijgen van een eigenwoningschuld. Ook bij oversluiten van een eigenwoningschuld kan een belastingplichtige kosten maken. Bijvoorbeeld royementskosten voor het doorhalen van de oude lening om deze over te sluiten naar een nieuwe lening.

Het is belangrijk om verschil te maken tussen de kosten voor verkrijgen/verbetering/onderhoud van een woning én het verkrijgen van een geldlening om deze kosten te financieren. Van de kosten die je hebt gemaakt voor verkrijgen/verbetering/onderhoud van een woning, is alleen de rente van de desbetreffende lening aftrekbaar. Als deze kosten met eigen middelen zijn betaald, dan zijn deze kosten niet aftrekbaar. Hieronder zie je enkele voorbeelden.

Aftrekbare kosten

  • bemiddelingskosten voor het krijgen van een eigenwoningschuld, zoals advies- en afsluitkosten
  • notariskosten en kadastrale rechten voor de hypotheekakte, inclusief btw
  • taxatiekosten (alleen om een lening te krijgen)
  • kosten van de aanvraag van een Nationale Hypotheek Garantie
  • de royementskosten voor het doorhalen van de oude hypotheek*
  • de boeterente bij het aflossen van de oude eigenwoningschuld*
    *Deze kosten kunt je in aftrek brengen als sprake is van oversluiten.

Niet aftrekbare kosten

  • bemiddelingskosten voor de aankoop van de woning (bijvoorbeeld makelaarsprovisie)
  • overdrachtsbelasting en omzetbelasting
  • notariskosten en kadastrale rechten voor de koopakte
  • bouwrente over de periode vóór het afsluiten van de voorlopige koop-/aannemingsovereenkomst
  • kosten van onderhoud en verbouwing

3.    Ziektewetuitkering

Bij een ziektewetuitkering heb je recht op de arbeidskorting. Deze uitkering geef je aan bij de rubriek 'Pensioen en andere uitkeringen'. Belangrijk: geef bij 'soort inkomsten' aan dat het om een 'ziektewetuitkering' gaat, zodat in de aanslag rekening wordt gehouden met de arbeidskorting.

Als je de ziektewetuitkering onder een andere rubriek vermeldt, bijvoorbeeld bij 'Andere uitkeringen', dan wordt geen rekening gehouden met de arbeidskorting.

4.    Deel van het jaar fiscaal partnerschap

Als belastingplichtigen het hele jaar fiscaal partner zijn, dan kun je de gemeenschappelijke inkomstenbestanddelen naar eigen inzicht verdelen tussen jou en je partner. Die inkomstenbestanddelen zijn:

  • de belastbare inkomsten uit eigen woning
  • het inkomen uit aanmerkelijk belang voor vermindering met de persoonsgebonden aftrek
  • de persoonsgebonden aftrek
  • de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen

Fiscaal partnerschap eindigt in beginsel wanneer men niet meer aan de voorwaarden voldoet.

Op het moment dat het fiscaal partnerschap gedurende het jaar eindigt, is het mogelijk om te opteren voor “voljaarpartnerschap”. Dit kan handig zijn wanneer de je de gemeenschappelijke inkomensbestanddelen onderling vrijelijk wil verdelen. Het is echter niet mogelijk om deze inkomensbestanddelen onderling te verdelen wanneer niet beide partners kiezen voor voljaarpartnerschap. Er kan zich een situatie voordoen dat je gescheiden bent in 2017. Er is dan bijvoorbeeld geen sprake van voljaarpartnerschap meer wanneer de belastingplichtige in het lopend jaar een verzoek indient tot echtscheiding bij de rechtbank en de belastingplichtige en de ex-partner niet meer op hetzelfde adres staat ingeschreven. Het fiscaal partnerschap eindigt dan op het moment dat aan beide voorwaarden wordt voldaan. Het is dus een cumulatieve voorwaarde. De wet biedt de mogelijkheid om fictief het gehele kalanderjaar fiscale partners te zijn van elkaar. In de aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen moet je voor jou en je partner aangeven dat je ervoor kiest om het gehele kalenderjaar gezien te worden als fiscale partner van elkaar. Als in één van beide aangiften niet gekozen wordt voor toepassing van voljaarpartnerschap, is het niet mogelijk de bovengenoemde gemeenschappelijke inkomensbestanddelen naar eigen inzicht te verdelen.

5.    Overlijden en box 3

In box 3 wordt het inkomen uit sparen en beleggen belast. Het vermogen waarover je inkomstenbelasting verschuldigd bent, wordt bepaald door de waarde van de bezittingen te verminderen met de schulden. De peildatum waarop je de waarde bepaalt is 1 januari 2017.

Als jij op je partner komt te overlijden en sprake is van een wettelijke verdeling, dan ontvangt de langstlevende echtgenoot van rechtswege de hele erfenis. De kinderen hebben een vordering op het wettelijke deel van de erfenis op de langstlevende ouder. Daardoor heeft de langstlevende ouder een schuld aan de kinderen. Pas wanneer de langstlevende ouder komt te overlijden kunnen de kinderen de vordering opeisen.

Als de vordering opeisbaar is op de peildatum, moet je dit in de aangifte van de kinderen aangeven bij bezittingen in de rubriek 'Overige vorderingen', ook wanneer de vorderingen op dat moment nog niet ter beschikking zijn gesteld aan de kinderen.

Een andere situatie betreft de onverdeelde nalatenschap. Op het moment dat de erfgenamen een aandeel hebben in deze nalatenschap en deze op de peildatum nog onverdeeld is, houd hier dan rekening mee in de aangifte van de erfgenamen. Iedere erfgenaam moet, ondanks dat de nalatenschap nog niet is toebedeeld, wel zijn eigen aandeel aangeven. Hierbij moet je rekening houden met het soort bezitting. Behoort bijvoorbeeld een bankrekening tot de onverdeelde boedel, geef dan het aandeel op bij de rubriek 'Bank- en spaarrekeningen'.

Ook kan de situatie ontstaan dat de kinderen een geldvordering hebben op de langstlevende ouder. Op het moment dat de kinderen hun vorderingen nog niet kunnen opeisen, hoef je de waarde van de vordering nog niet te vermelden.

Het is mogelijk dat je door het overlijden erfbelasting moet betalen. Bijvoorbeeld door de langstlevende echtgenoot, omdat het bedrag boven de partnervrijstelling van € 638.089 uitkomt. Wanneer de erfbelasting op de peildatum nog niet is betaald, maar wel al verschuldigd is, geef je de verschuldigde erfbelasting bij de langstlevende echtgenoot aan als schuld in box 3.